Wandelen tot de dronken smeerlappen je zoenen

21 augustus 2016 - Mala Crna Gora, Montenegro

Ook vandaag stonden we wederom in alle vroegte op om na het ontbijt zo snel mogelijk aan onze wandeling te kunnen beginnen. We waren als eerste in de ontbijtzaal en de keuze was zo groot als onze ogen (groter dan de maag...) dus we zijn flink los gegaan op het buffet. Matthijs heeft een soort hartige taart gebouwd met omelet en worstjes en paprikaprut en kool en weetikveelwat, en ik was dolblij om yoghurt en brokjes (muesli) en honing aan te treffen, dus daar schepte ik een emmer van vol. Maar vervolgens wilde ik óók een stuk omelet... Kortom, we hebben schaamteloos zitten bunkeren.

Rond 8.45 uur gingen we goed ingesmeerd en Matthijs met liters water en kilo's lunch op zijn rug, op pad het volgende avontuur tegemoet. Google had ons van tevoren weer heel lekker gemaakt. Durmitor is een bergketen en wederom een Unesco-genoteerd nationaal park (zoals ongeveer elk natuurpark in Montenegro op de werelderfgoedlijst staat). Zabljak lag al prachtig, omringd door 23 bergtoppen van meer dan 2200 meter hoogte, dus we waren minstens zo benieuwd naar de bossen en meren van het Durmitormassief, de beesten in die natuur, het panorama vanaf de top op andere bergtoppen, diepe kloven en uitgestrekte weides, en natuurlijk de hoogvlakte die het doel van onze wandeling vormde. De route daar naartoe zag er tamelijk eenvoudig uit: gewoon een wat kleiner weggetje volgen de berg op, recht tegenover het hotel. Kon niet missen. En vanaf het begin meteen omhoog. Het zou ongeveer 20km zijn, dus we rekenen uit dat we ca. 13u op het plateau zouden zijn.

Het zonnetje scheen al heerlijk en na een kleine vergissing door iemands achtertuin waren we goed op pad. De wandeling ging al gauw buiten de bebouwde kom, langs pittoreske en minder pittoreske (zeg maar, gewoon lelijke) huisjes, langs onafgebouwde huisjes, langs een soort autokerkhof/witgoedkerkhof, langs boerderijtjes en vakantiewoningen... Af en toe werden we ingehaald door een auto, want we liepen nog over mooi asfalt. We kregen al bijna heimwee naar onze fietsen, maar bleven erop vertrouwen dat het asfalt straks vast overging in grind en keien, en daarna modder en gras, zoals we in Biogradska hadden meegemaakt. En dan waren we toch blij dat we niet weer risico's met lekke banden hadden genomen. Bij één huis lag een hondje te blaf-janken, misschien balend dat zijn baasjes in de kerk zaten en hij eenzaam moest wachten? Even later, net toen de weg het bos in ging en we omringd werden door enorme naaldbomen, werden we door deze gezellige woef ingehaald. Hij heeft ons de volgende 7km trouw gezelschap gehouden, alsof 'ie bij ons hoorde en gewoon een lange uitlaat kreeg. Hij droeg een halsband met rinkelend naamplaatje (waar we overigens niet op hebben gekeken) dus we gingen er vanuit dat 'ie vast vaker zelfstandig op pad gaat en de weg huiswaarts ongetwijfeld altijd terugvindt. Het was een soort blonde labrador op korte poten, een soort labrador-corgimix, een reutje en hij was heel vriendelijk, althans, tegen ons, niet tegen auto's. Oude auto's, heel specifiek, daar was 'ie heel kwaad op. Als een ouder VW'tje op ons afreed bijvoorbeeld, dan holde dat beest er een tijdje boos blaffend naast om daarna in een drafje kwispelend bij ons terug te keren en weer gezellig met ons mee te wandelen. Nu hebben wij ook een beetje een hekel gekregen aan auto's, want die uitlaatgassen blijven ontzettend smerig als je zelf onbeschermd op straat bent (zeker als je door een bos loopt, zoals we deden. Dat gas blijft gewoon hangen onder de bomen). Maar het woeste meehollen met die auto's werd op den duur wel een beetje griezelig. De Montenegrijnen kijken niet echt op van een hond in het verkeer en houden dus ook niet in, en ik hield mijn hart vast voor het moment dat onze woefer onder de wielen zou komen (goddank gebeurde dat niet). Daarnaast werd het ook wat lastiger met het fotograferen van vogeltjes. Probeerden we net op een struik af te sluipen waar we iets in hadden zien vliegen, hoorden we in de verte alweer een auto aankomen. Die oortjes gespitst, en wéér: "WOEWOEWOE woewoewoewoe!!!" er achteraan. Nou ja, het was wel heel gezellig, zo'n grappig beest dat je af en toe een aai kon geven, dat met z'n tong uit z'n bek bij je kwam om dan best wat uit je hand wilde drinken, en dat graag takken, dennenappels en plastic flesjes achterna holde als je er een schop tegen gaf, en dat zelfs leek te luisteren naar commando's. Wij vonden het hartstikke leuk. Heel fotogeniek was 'ie niet trouwens, en nadat 'ie van een kadaver had staan snacken mocht 'ie ook niet meer uit mijn hand drinken... Maar gezellig was het wel!

Toen we in de buurt van een kudde loslopende klingelkoeien kwamen ontstond er overigens opnieuw een hachelijke situatie dankzij ons woefebeest... Hij was de berm in gedoken, en had daar tussen de bomen de confrontatie met een koe gezocht. Ik had dat totaal niet in de gaten omdat ik net een bij op een bloempje stond te fotograferen, maar toen kwam er ineens een briesende koe (met horens!) door het struikgewas heen zeilen, recht op mij af, met een blaffende viervoeter er achteraan. Ik schrok me rot, deed een grote sprong opzij en stond vervolgens achter een boomstronk even met het hart in de keel, maar gelukkig hielden beide dieren zich daarna in, en kon ik me met een grote boog van het tafereel verwijderen. We hadden nog tegen elkaar gezegd: handig dat die hond meeloopt, want mochten we nou die berenfamilie tegen het lijf lopen tijdens deze wandeling, dan zal hij waarschijnlijk de aanval zoeken en kunnen wij vluchten. Na dit gebeuren met die koe wist ik dat niet meer zo zeker... En trouwens, de Europese wilde kat die hier ook zou leven, konden we waarschijnlijk ook wel op onze buik schrijven met deze enthousiaste hond in ons kielzog.

Hoe dan ook. Na de klingelkoeien openden de dennenbomen zich voor een ontzettend idyllisch alpenweitje, zo'n felgroen, glooiend weilandje in de zon, onder een blauwe lucht (inclusief zo'n ouderwetse, stilstaande stoeltjes-skilift er dwars overheen), er stond zo'n prachtig, handgemaakt houten hek voor vee dat er niet stond, bloempjes op de voorgrond, mooie bergtoppen op de achtergrond... Het was net een kitscherige ansichtkaart. En nét toen we de lens van onze camera's wilden verwisselen om dit beeld vast te leggen, kwam er een enórme roofvogel over ons hoofd zweven, in de lengte van de skilift, het dal in. Wauw...! Jammer dat ik dan niet zo snel weet wat je daar precies ziet vliegen, en jammer ook dat we natuurlijk veel te laat waren met de camera's, maar indrukwekkend was het nonetheless. We stelden ons zo voor dat het zo'n adelaar was die we wel eens zien langskomen in de natuurdocumentaires die we graag kijken. Later zag ik online dat de steenarend in dit gebied voorkomen (met een spanwijdte van zo'n 2 meter!), dus mogelijk hebben we die gezien?

We wandelden weer verder, door haarspeldbochtjes, af en toe ingehaald door auto's (waar we op den duur een beetje geïrriteerd van werden, want ondanks dat we op asfalt liepen waren we wél in een groot natuurpark... Dus houd eens op, stomme toeristen, ga die natuur nou eens écht beleven!) en natuurlijk met de hond die ons maar blééf gezelschap houden. We zagen verder boven ons, aan het einde van de skilift, een restaurant waar we vast terecht konden voor een kop koffie. Dus na nog een paar tevergeefse pogingen om vogels op de foto vast te leggen, zijn we inderdaad bij die tent gaan zitten voor een bananensplit, een palačinka met hazelnootpasta en 2 koffie. Helaas moesten we wel afscheid nemen van onze woef, want die mocht natuurlijk niet mee het terras op. We constateerden hier verder dat Montenegro zeer ouderwetse en beperkte skimogelijkheden heeft. Er hing zo'n groot bord met een overzichtskaart van het skigebied (handgeschilderd!), en ondanks dat wij op het uiterste oostelijke punt van dit gebied waren, zagen we ook maar 4 of 5 pistes in totaal met enkele liften en hooguit 2 restaurants. Het stelde allemaal weinig voor dus.

Gelukkig kwamen we daar ook niet voor. Na deze koffiebreak en nog een plas op een wc'tje zonder slot, hoopten we onze woef op het parkeerterrein aan te treffen, maar hij heeft waarschijnlijk andere toeristen gevonden met wie hij gezellig terug kon wandelen (of hollen, naast de auto's). Wij gingen door, verder naar boven. We konden de loop van de weg omhoog goed vergelijken op onze telefoon met de route op Google Maps, en het leek voorlopig nog lang asfalt te blijven. Dat was toch een kleine teleurstelling, want we hadden echt meer natuur en minder auto's te krijgen. Maar omdat we ons bleven richten op het einddoel, die hoogvlakte, legden we ons neer bij het volgen van de weg, en prentten we ons in dat het vast ruiger zou worden hoe hoger we kwamen.

Mooi was het wel om ons heen. Fotogenieke uitzichten vroegen voortdurend om een foto, het nadeel was dan alleen wel dat als we ergens in de berm stopten om in het dal (met een grot!) te turen of we daar beren zouden zien, dat automobilisten er ook stopten want dan zou er vast een mooi plaatje te schieten zijn. Grrrr...

En tóen...! Toen zag Matthijs ineens een beest! Verderop op onze route. Het leek een katachtige, met puntige oren, en hij zat een beetje raar in de berm van de weg. Aangereden misschien? Hij bewoog wel... Zou het een lynx zijn?!?!? We keken nog eens goed, ook door de lens van onze camera bij wijze van verrekijker, we kwamen steeds dichterbij, de spanning steeg... Oh. Een vuilniszak. Oké, dat was even grappig, maar onze teleurstelling was wel compleet nu. Matthijs liep al kilometers te sjouwen met een zwaar voedselpakket, helemaal voorbereid op een ruige wandeling door woeste natuur, ver weg van de bewoonde wereld, maar we bleken gewoon een weg te moeten volgen langs horeca en over asfalt wat we prima hadden kunnen fietsen, we hadden bovendien nog geen vogel of ander beest (behalve dan ons hondje en wat koeien) op de foto gezet, en ons hondje was niet meer bij ons dus die moesten we ook missen nu, en we liepen uitlaatgassen in te ademen of we fungeerden als magneet voor medetoeristen die dachten dat er wat interessants te zien was.

We hebben deze weg nog een paar kilometer omhoog (met op de top een prachtig panorama op de Tara canyon, want die loopt helemaal tot hier én verder), en toen nog eens 10 kilometer naar beneden. We hadden inmiddels besloten dat het gewoon een workout zou zijn en niet de ruige wandeling die we hadden verwacht, en hebben kilometers lang lekker doorgestapt en gekeuveld over alles wat we hadden meegemaakt, over toekomstplannen en over de nabije toekomst: wanneer en hoe we terug zouden gaan naar het Ski Hotel straks. In de berm tussen twee haarspeldbochten hebben we ons picknickkleed uitgespreid en even lekker zitten lunchen. Niet omdat we nou zoveel honger hadden, maar vooral om de rugzak wat lichter te maken. Verder hebben we onderweg nog wat vlinders gefotografeerd (die waren er heel veel!), wat Montenegrijnen begroet die onderweg de frambozenstruiken leegplukten om de vruchtjes de volgende dag in hun kraampje in Zabljak te verkopen, en een oude truck met een enorme baal hooi over dat weggetje zien gaan. Dat was grappig, want hij was zó hoog dat er voortdurend plukken hooi in de dennen bleven hangen en het daarna droog gras regende. En hij was trouwens ook zo breed dat er onmogelijk andere auto's langs zouden kunnen. Dus we hadden vervolgens ook geen verkeer meer.

Toen we in totaal 17 kilometer hadden gelopen moesten we ons doel wel ongeveer hebben bereikt. Vanwege het langdurig afdalen hadden we al geen echte hoogvlakte meer verwacht, en wat we voor ons zagen was mooi, maar het voldeed ook  niet aan de plaatjes zoals die we die van tevoren op internet hadden gezien. Er was wat bebouwing, boerderijtjes en een paar schuren en er stond een bordje: Mala Crna Gora (kleine zwarte berg, de naam van dit dorpje). Dit moest het zijn, zo heette het ook op Google Maps. Eén bewoner had bedacht dat 'ie hier wel wat aan de toerist kon verdienen, en had in z'n voortuin een soort grote, open tent met banken en tafeltjes neergezet, en verder stond er een koelkast met bier en een vrieskist met ijsjes. Wij besloten daar een biertje te gaan drinken, en die man dan te vragen of 'ie een taxi voor ons wilde bestellen om ons terug te brengen. We hadden geen alternatief pad meer gezien voor een spannender terugweg, en we waren ook wel klaar met deze wandeling (ik voelde de afdaling bovendien flink in m'n heupen), dus het leek ons een mooie oplossing om snel thuis te komen. Die man, een jaar of 65 oud, zat daar lekker van een flesje wijn te pimpelen. Hij zou het wel even regelen voor ons. Vervolgens ging 'ie schaamteloos zitten flirten met mij. Ja, boeiend dat Matthijs uit Hollandia kwam, maar waar kwam ík dan vandaan? Spanje? Italië? Neeeee, ook Hollandia?? En of ik een beetje van zijn blauwe bessen wilde eten, met een schepje honing! Jaja, een "afrodisiac" aldus meneer, met een dikke vette knipoog... En of ik een hap van een oude oliebol wilde die hij uit een bakje viste... Daar heb ik toch vriendelijk voor bedankt. Dat biertje was ineens héél groot, en mijn decolleté veel te laag. Wanneer zou de taxi komen? Als ons bier op was zou hij het gaan regelen. Althans, dat begrepen we zonder elkaars taal te spreken. Of zou hij ons zelf gaan brengen? En zouden we dan instappen? We besloten toch maar van wel. Matthijs wist de man wat af te leiden door hem foto's op zijn camera te tonen. Dat vond 'ie prachtig. En dat we het hele land door gefietst en gewandeld hadden? "Bravo!" Hij was wel een vrolijke man. Jammer dat wij ons er een tikkeltje ongemakkelijk bij voelden. Maar meneer wilde spontaan een portret van ons maken met Matthijs' camera, en ging toen ook z'n kat fotograferen... Enfin. Toen we eindelijk ons biertje op hadden was inmiddels ook wel duidelijk: dat telefoontje was naar z'n vrouw, dat 'ie de kiet even zou achterlaten, want dan kon hij nog wat extra verdienen door ons naar Zabljak te brengen. Hij had er alleen weinig haast mee. Waarschijnlijk wilde hij wachten tot zijn vrouw of buurman op de tent kwam passen.

Totdat er in de verte ineens zo'n enorme hooiwagen de weg op draaide. Daar moesten we natuurlijk niet achter komen te zitten, dus ineens was er reuze haast. We moesten direct in de auto plaatsnemen (allebei achterin, we hadden totaal geen zin meer om nog met die kerel te moeten converseren) en met een dikke dot gas waren we op pad, terug naar huis. In nog geen drie kwartier reden we de route terug die we zojuist in 4,5 uur hadden gelopen. Met tussenpauzes, maar toch. Meneer reed goed door, hij kende de haarspeldbochten waarschijnlijk op z'n duimpje, en ook de tegenliggers trouwens. Voor elke auto moest worden gestopt, en door het open raampje moest steeds een paar woorden gewisseld worden. Allemaal met een gezellige glimlach, maar we voelden niet bepaald een klik met deze smeerlap, die in z'n achteruitkijkspiegel mij ook nog steeds zat te bewonderen, dus we waren blij dat hij verder lekker doorreed en we gauw thuis zouden zijn. Bijna aan het einde van de rit zagen we een oude bekende op de weg! Een gezellige blonde labrador op korte poten, die gezellig rondhobbelde in de buurt van een groepje mensen bij een auto. We waren blij te zien dat hij nog leefde en bovendien vlakbij huis was.

Toen we netjes voor het Ski Hotel werden afgezet kreeg ik, tegen mijn zin, niet alleen een handje maar ook een dikke zoen. Matthijs besloot die man dan ook maar een dikke smakkerd op zijn bakkes te geven, bij wijze van protest tegen deze ongewenste intimiteiten. We betaalden hem voor de rit en waren toen snel binnen.
Na deze teleurstellende wandeling en ietwat stressvolle reis terug naar huis, zat er maar één ding op: ons te laten fêteren door de genoegens  die het hotel te bieden had. We zijn samen gaan zwemmen (dit keer was het water een stuk minder koud, bovendien hadden we het zwembad dit keer voor onszelf, dus dat was een stuk comfortabeler dan de dag ervoor) en daarna konden we gaan relaxen. Eigenlijk was onze enige zorg nog: waar gaan we eten vanavond? We wisten dat we echt niet konden rekenen op het hotelrestaurant, en besloten dat het dus een goed, liefst duur restaurant moest zijn in het dorp. Wellicht was een hogere prijs een indicatie dat de kwaliteit van het eten beter zou zijn, en zo niet, dan had je tenminste een goede reden om te gaan zeiken dat het niet de prijs waard zou zijn. We besloten nog even te rusten op bed voordat we gingen, hadden trouwens ook nog niet echt honger na onze geforceerde lunch, maar intussen begon het flink te onweren. Op een gegeven moment hing de wolk recht boven ons hotel, zo leek het, want de klappen waren enorm. Dat was het moment dat Matthijs vond dat we ons moesten klaarmaken. Hop naar buiten, spannend! Ik heb me schoorvoetend gereed gemaakt voor vertrek, gelukkig ging dat traag genoeg om de onweerswolk weer wat verder te laten afdrijven, en toen we eenmaal buiten liepen was het stiekem ook wel weer gaaf. Er gingen mooie bliksemschichten door de dreigende lucht verderop, en het was zo goed als droog dus niet onaangenaam door nattigheid of een lage temperatuur.

Bij het eerste restaurant dat ons wel geschikt leek, mochten we niet aan de laatstbeschikbare grote tafel gaan zitten, want daar konden ze meer mensen aan kwijt. Er werd een kleiner tafeltje weggesleept bij een stelletje dat aan een dubbele tafel zat, maar toen waren we er al klaar mee. Dit voelde onwelkom. Grappig dat wij hier heel erg hetzelfde in zijn: nee, mag het niet? Dan gaan we weer. Daahaag!
Het tweede restaurantje, een soort gecombineerde kroeg-eettent met een Italiaanse naam, bleek meteen veel leuker. We hebben hier verrassend lekker gegeten (Matthijs een pizza, ik heldere groentesoep die minestrone moest voorstellen, en een ander voorgerechtje ernaast: "bruchetta" (geroosterde witte boterhammetjes) met "prosciutto" (volgens mij was dat het niet, maar het was wel lekkere ham) met wat cherrytomaatjes erbij).

Daarna zijn we teruggegaan naar het hotel om een waardeloze nachtrust te krijgen vanwege onverdraaglijk pijnlijke heupen.